Hof Amsterdam oordeelde in een procedure over de intrekking en vervanging van een verklaring arbeidsrelatie (VAR) dat voor werkzaamheden, die een verpleegkundige voor haar echtgenoot verrichtte, een VAR-resultaat uit overige werkzaamheden moest worden afgegeven. De echtgenoot had geen persoonsgebonden budget en betaalde een bedrag van € 100 voor de werkzaamheden. De inspecteur had de aanvankelijk verstrekte VAR-winst uit onderneming ingetrokken en vervangen door een VAR-loon. Voor het merendeel van de werkzaamheden vond het hof dat terecht.

De werkzaamheden voor de echtgenoten waren volgens het hof beperkt van omvang en in hoge mate vergelijkbaar met de tussen echtgenoten gebruikelijke wederzijdse hulp en bijstand. Op grond van deze constatering oordeelde de Hoge Raad dat de werkzaamheden niet in het economische verkeer zijn verricht en geen bron van inkomen vormen. Dit betekent dat de inspecteur had moeten volstaan met intrekking van de oorspronkelijke VAR.