Bij de behandeling van het Belastingplan 2018 in de Tweede Kamer zijn vragen gesteld die geen directe relatie hebben met dit wetsvoorstel. In de loop van de behandeling is een groot deel van deze vragen beantwoord. De staatssecretaris van Financiën heeft nu ook de overige vragen beantwoord.

Schenk- en erfbelasting
Een specifieke schenkingsvrijstelling voor de verduurzaming van de eigen woning komt er niet. Een dergelijke vrijstelling vraagt om een bouwtechnische toets. De Belastingdienst beschikt niet over de expertise om deze toets uit te voeren. De eenmalige schenkingsvrijstelling ten behoeve van een eigen woning kan gebruikt worden voor verbetering of onderhoud van de woning, waaronder verduurzaming van de woning.

Accijnzen
De Richtlijn energiebelastingen biedt de mogelijkheid aan EU-lidstaten om bilaterale overeenkomsten te sluiten inzake de heffing van accijns over kerosine voor commerciële vluchten. Van deze mogelijkheid heeft geen enkele EU-lidstaat gebruik gemaakt. Het kabinet zet zich in voor Europese afspraken over belastingen op luchtvaart. Ook wordt bezien of een heffing op lawaaiige en vervuilende vliegtuigen mogelijk is. Indien dit te weinig oplevert zal in 2021 een vliegticketbelasting worden ingevoerd.

Pensioenen en oudedagsvoorzieningen
Naar voren halen uitkeringen
Er zijn vragen gesteld over de mogelijkheid om een deel van het ouderdomspensioen naar voren te halen ter compensatie van het vervallen van de AOW-partnertoeslag. De Pensioenwet biedt daartoe geen andere mogelijkheden dan gebruik te maken van de bestaande hoog-laagconstructie. Wettelijk is het mogelijk om bij het ingaan van het ouderdomspensioen een deel van het pensioen naar voren te halen, waarbij het pensioen de eerste jaren hoger is en daarna lager. De laagste uitkering mag niet minder bedragen dan 75% van de hoogste uitkering. De mate van variatie moet uiterlijk op de ingangsdatum van het pensioen worden vastgesteld. Niet iedere pensioenregeling voorziet in deze mogelijkheid.

Oudedagsvoorziening en overlijden dga
De aanspraak op een oudedagsvoorziening gaat bij het overlijden van de dga naar zijn erfgenamen, voor zover dit natuurlijke personen zijn. De aanspraak valt in de nalatenschap van de dga en is een vermogensrecht dat vererft volgens de regels van het erfrecht. Bij toepassing van de wettelijke verdeling wordt de oudedagsvoorziening toegedeeld aan de echtgenoot. Door het opmaken van een testament kan de dga afwijken van het erfrecht bij versterf. In zijn testament wijst de dga een of meer personen als erfgenamen aan. De aanspraak op de oudedagsvoorziening vererft dan volgens de bepalingen van het testament.

De aard van een aanspraak op een oudedagsvoorziening brengt mee dat deze bij ontbinding van de huwelijksgemeenschap niet toegedeeld kan worden aan een ander dan de dga. Wordt de huwelijksgoederengemeenschap ontbonden door het overlijden van de dga dan valt de gehele oudedagsvoorziening in zijn nalatenschap. De langstlevende echtgenoot heeft recht op de helft van de waarde van de aanspraak. De aanspraak gaat derhalve niet vanzelf over naar de echtgenoot.

Algemene heffingskorting en aanvullend pensioen
De uitbetaalde algemene heffingskorting van een niet-werkende partner kan worden teruggevorderd in het jaar, dat hij de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, als er sprake is van slechts € 1 aanvullend pensioeninkomen. Terugvordering is niet mogelijk als de betrokkenen enkel een AOW-uitkering ontvangen. Om doelmatigheidsredenen is ervoor gekozen om de via voorlopige teruggave in beginsel te veel ontvangen algemene heffingskorting alleen via een aanslag inkomstenbelasting en premie voor de volksverzekeringen terug te vorderen als de niet-werkende partner ander inkomen heeft ontvangen. In die gevallen wordt in de regel toch al een aanslag voor de inkomstenbelasting en premie voor de volksverzekeringen opgelegd.

Fonds voor gemene rekening
De vierde Europese anti-witwasrichtlijn omvat de verplichting om gegevens te registreren van de uiteindelijk belanghebbenden van een rechtspersoon. Of deze verplichting ook moet gelden voor fondsen voor gemene rekening wordt nog onderzocht. Op 20 december 2017 is een akkoord gesloten over een voorstel tot wijziging van deze anti-witwasrichtlijn. De definitieve tekst van de wijzigingsrichtlijn zal naar verwachting eind van dit voorjaar worden vastgesteld en in werking treden. Mogelijk heeft de wijzigingsrichtlijn gevolgen voor de opzet van het Nederlandse register van uiteindelijk belanghebbenden.

Belastingverdrag Nederland – Duitsland
In een bijlage bij de nota naar aanleiding van het verslag van het huidige belastingverdrag met Duitsland zijn rekenvoorbeelden opgenomen. De voorbeelden betreffen onder andere inwoners van Nederland met een pensioen-, lijfrente- of socialezekerheidsuitkering uit Duitsland tot € 15.000 per jaar. Uitgangspunt in het huidige belastingverdrag is dat het woonland over dit inkomen belasting mag heffen. Dat beperkt de administratieve lasten van de betrokkenen. De berekeningen laten geen financiële achteruitgang zien ten opzichte van de situatie onder het oude verdrag. Dat wil niet zeggen dat in individuele gevallen de inkomensgevolgen niet anders kunnen zijn dan is geschetst in de voorbeelden. De staatssecretaris merkt op dat het voor de belastingdruk niet uitmaakt of de pensioen-, lijfrente- of socialezekerheidsuitkering uit Duitsland of uit Nederland afkomstig is, wanneer het bedrag van de uitkering niet hoger is dan € 15.000. De staatssecretaris ziet geen reden om terug te komen op of af te wijken van de met Duitsland gemaakte afspraken.